Dagenlang stond ze daar in een hoekje. Een winteravond, grijs met lichtblauw. De lucht was droog en kil, maar er viel geen sneeuw. Klein van stuk, op wieltjes, stil en verwaarloosd. In eerste instantie schonk ik haar geen aandacht. Pas de tweede avond, toen ik weer langs haar liep, kwam het idee.
Wat als ik haar meenam?
Op kerstavond rolde ik haar mee naar huis. Niet via de voordeur, maar omzichtig via de poort naar het schuurtje. Daar stond ze maandenlang. Werkloos, vergeten, omringd door spinrag en roestige blikken.
Tot die lentedag, toen ik de tuin wilde opruimen. Het onkruid had zich tussen de tegels genesteld en ik wilde schoon schip maken. De zon stond al hoog aan de hemel toen ik het schuurtje opende. En daar stond ze nog altijd. Onaangeroerd.
De plannen die ik met haar had komen me plots weer helder voor de geest. Niet praktisch, eerder… poëtisch. Als een stille belofte die eindelijk ingelost mocht worden.
Het was Wereld Naakt Tuinierendag – een initiatief waar ik tot voor kort nooit van had gehoord. Maar het idee beviel me: de eenvoud van huid onder zonlicht, de directe aanraking met aarde en lucht. Ik trok mijn kleren uit, alsof ik daarmee ook de rest van de winter afwierp. De zon was mild, de lucht stil.
Ik schrobde de tegels, veegde het mos weg, en schilderde het muurtje van mijn schuurtje opnieuw wit. De vorige verflaag was door regen en wind aangetast, verweerd en vol zwarte plekken. Toen ik klaar was, was het alsof ook het seizoen zelf opnieuw begon. Alles blonk. Alles ademende iets nieuws.
Toen pas haalde ik haar naar buiten. Voorzichtig, bijna ceremonieel. Ik zette haar tegen het witgekalkte muurtje en richtte de tuinslang zo dat er een dunne straal koel water uit viel, net boven mijn hoofd. Het water gleed over mijn huid, rimpelde in kleine stroompjes langs mijn benen.
Ik stond daar – met mijn rug tegen de muur, mijn ogen gesloten – en liet de waterdruppels op me inwerken als was het een ritueel. Het winkelwagentje, roerloos naast me, leek iets te begrijpen van het moment. Als een toeschouwer, of een bondgenoot.
Er gebeurde iets in mij dat ik moeilijk kon uitleggen. Een spanning, maar ook een bevrijding. Alsof alle maanden van koude, stilte en binnen zitten samenvloeiden in dit ene zintuiglijke moment. Het rammelende winkelwagentje, ooit een symbool van alledaagsheid, werd iets anders. Iets dat aanraakte wat woorden zelden kunnen vangen.
Ik dacht aan een vrouw. Niet één in het bijzonder, maar eerder het idee van nabijheid – zacht, warm, denkbeeldig. Ik hoorde haar lachen, voelde haar huid, haar adem vlak bij de mijne. Niet als een herinnering, eerder als een mogelijkheid.
Ik verloor me even in dat beeld. Niet uit verlangen, maar uit overgave. En toen de zon het muurtje nog één keer raakte, vlak voor ze begon te zakken, voelde ik me licht. Vrij.
Wat een vreemd soort geluk. Wat een perfect begin van de zomer.